
Jurisprudentie
BG7490
Datum uitspraak2008-12-04
Datum gepubliceerd2008-12-18
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers102645 / JE RK 08-521
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-18
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers102645 / JE RK 08-521
Statusgepubliceerd
Indicatie
Machtiging gesloten verleend. De behoeften van moeder en kind (15 jaar) zijn dermate verstrengeld dat het uit elkaar halen van hen, gelet op autonomie ontwikkeling van het kind, een wenselijke is.
Uitspraak
RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 102645 / JE RK 08-521
beschikking kinderrechter d.d. 4 december 2008
BESCHIKKING
inzake
* [minderjarige], geboren in de gemeente [***] [in 1993],
kind van:
[vader],
wonende te [adres],
en
[moeder],
wonende op een geheim adres.
De moeder (hierna te noemen: de vrouw) is belast met het gezag over voornoemde minderjarige.
PROCESGANG
Op 23 juli 2008 en 9 september 2008 heeft de kinderrechter tussenbeschikkingen gegeven.
Op 22 september 2008 is ter griffie van de rechtbank een faxbrief afkomstig van de ambtshalve toegevoegde raadsman van [minderjarige], mr. R.F.M. Mullaart binnengekomen.
Op 28 november 2008 is ter griffie van de rechtbank het psychologisch onderzoek opgesteld door gezondheidspsycholoog de heer H.R.J. ter Borg binnengekomen.
Op 3 december 2008 heeft de kinderrechter de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet waarbij door de vrouw een schriftelijke rapportage betreffende een psychologisch onderzoek verricht door S. Elsinga is overgelegd.
Gehoord zijn daarbij: de vrouw, mr. Mullaart voornoemd, en mevrouw B.S. Mulder, namens bureau jeugdzorg (bjz) Groningen. De minderjarige [minderjarige] is, in het bijzijn van zijn raadsman, apart door de kinderrechter gehoord.
Ter zitting is tevens verschenen de vader van [minderjarige] (hierna te noemen: de man) , de heer [naam vader]. De vrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de man geen belanghebbende is in de zin van artikel 798 Rv en heeft bezwaar gemaakt tegen zijn aanwezigheid.
In overleg met partijen is de man zonder aanwezigheid van de vrouw gehoord en is afgesproken dat de kinderrechter zich bij (aparte) beschikking uitlaat over de vraag of de man als belanghebbende dient te worden aangemerkt.
De man heeft vervolgens vrijwillig de zitting verlaten waarna de behandeling zonder zijn aanwezigheid is voortgezet.
OVERWEGINGEN
De minderjarige is tot 9 juni 2009 onder toezicht gesteld.
De rechtbank neemt hier over hetgeen is overwogen en beslist bij beschikking
d.d. 9 september 2008. Bij deze beschikking is het verzoek aangaande de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg aangehouden. Het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie is hierbij verzocht als deskundige onderzoek te verrichten naar de vrouw.
Standpunt bjz
Uit het psychologisch onderzoek is gebleken dat de vrouw niet de opvoedsituatie kan bieden die [minderjarige] nodig heeft. Het verblijf van [minderjarige] bij de vrouw is niet alleen risicovol, maar wordt in de rapportage zelfs als gevaarlijk getypeerd. [minderjarige] heeft behandeling nodig en gezien het verleden, waarin [minderjarige] meerdere keren is weggelopen van de instelling waar hij verbleef, is een gesloten plaatsing van [minderjarige] noodzakelijk. Aan de hand van observaties zal tijdens deze gesloten plaatsing worden bepaald welke behandeling [minderjarige] nodig heeft.
Standpunt mr. Mullaart
De man kan niet worden aangemerkt als belanghebbende. Hij is niet belast met het gezag over [minderjarige] en heeft de afgelopen (zeven) jaren geen contact met [minderjarige] gehad.
Standpunt [minderjarige]
Door en namens [minderjarige] is naar voren gebracht dat hij bij de vrouw wil blijven wonen. Het gaat goed, zowel thuis als op school. Een uithuisplaatsing zou betekenen dat [minderjarige] zijn opleiding af moet breken.
Standpunt vrouw
De vrouw is het niet eens met een uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Zij heeft aangegeven dat het sinds mei jl. erg goed gaat met [minderjarige], zowel in de thuissituatie, als op school. De vrouw weet zeker dat [minderjarige] niet bestand is tegen een gesloten plaatsing.
Het bevreemdt de vrouw dat bjz tot een uithuisplaatsing over wil gaan, aangezien de gezinsvoogd slecht één keer langs is geweest.
Beoordeling
De kinderrechter stelt voorop dat zij bij beschikking van 4 december 2008, eveneens geregistreerd onder 102645 / JE RK 08-521, heeft geoordeeld dat de man in deze zaak geen belanghebbende is.
Op het verzoek van bjz om een machtiging tot plaatsing van [minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg af te geven oordeelt de kinderrechter als volgt.
Uit het rapport van de door de rechtbank benoemde deskundige blijkt dat bij de vrouw sprake is van een psychiatrische stoornis. Er is op DSM IV as I sprake van een te sterk fantaseren en op as II kan van borderline persoonlijkheidsproblematiek worden gesproken. Er is sprake van psychopathologische gevolgen vanwege trauma's. Er zijn aanwijzingen voor vijandige en destructieve gevoelens en gedachten, die zij voornamelijk richt op haar ex-echtgenoot. Er is door haar eigen inperkende opvoeding en geweldservaringen tijdens het huwelijk met de man angst, onzekerheid, woede en onverwerkt verdriet bij haar ontstaan. De problematiek is zo ernstig dat er vroeger in haar gezin meer gebeurd moet zijn dan ze nu doet geloven. Het onderzoek laat zien dat de vrouw probeert de eigen kwetsbaarheid, dus het "overlopen" van angst en agressie te controleren.
Het ziektebeeld van de vrouw heeft tot gevolg dat zij als moeder disfunctioneert doordat zij telkens in de waan verkeert bedreigd, belaagd of benadeeld te worden. [minderjarige] kan eenvoudig controleren of deze verhalen kloppen, maar kan hierover naar buiten toe niets uiten. Hierdoor ontstaat een steeds ingewikkelder 'gezinsgeheim'. Dit is frustrerend voor hem. Het gevaar bestaat dat hij zo woedend wordt op de vrouw dat hij haar iets zal aandoen. Moeder en kind bij elkaar laten in een gezin is om die reden vragen om moeilijkheden.
De problematiek van de vrouw en [minderjarige] lijkt vervlochten. [minderjarige] heeft het afgelopen jaar emotionele erupties laten zien die niet passen bij de aanleiding; hij wordt razend om kleine dingen. De psycholoog leidt hieruit af dat [minderjarige] specialistische hulp/behandeling nodig heeft. Zijn woede richt hij op de vrouw, die hem juist wil helpen. Dit lijkt het gevolg te zijn van het geweld dat hij in het verleden heeft meegemaakt. Beiden oefenen grote invloed uit op elkaars verwerkings- en ontplooiingsproces.
De indruk bestaat dat de vrouw wel openstaat voor de behoeften van [minderjarige], maar hierin te weinig helpend op kan treden. Noodzakelijk voor beiden is dat er hulp van buitenaf komt. De vrouw en [minderjarige] zijn in hun behoeften zo verstrengeld dat het uit elkaar halen van hen, gelet op [minderjarige]'s autonomie ontwikkeling, een wenselijke is.
De pedagogische beperking van de vrouw ligt voornamelijk in haar eigen opvoedingsachtergrond. De kern van het opvoedingsprobleem is dat zij de gezinsregels niet aan kan passen aan de ontwikkeling van [minderjarige]. Uit allerlei opmerkingen kan ook opgemaakt worden dat er sprake lijkt van een tekort aan pedagogisch inzicht. Er is al heel veel hulp geboden aan dit gezin, zonder veel behandelingsresultaten.
De grote zorg is dat door de psychische ziekte van de vrouw [minderjarige] thuis geen realistisch opvoedingskader geboden kan worden. Middels een eigen kracht conferentie (EKC) wordt geen verbetering verwacht aangezien de problematiek van de vrouw daarvoor te diepgaand is. De deskundige adviseert [minderjarige] intramuraal te plaatsen en hier te behandelen. En dit te laten volgen door een plaatsing in een kamer trainingscentrum. Hierdoor zal [minderjarige] minder afhankelijk worden van zijn moeder en kan hij aan zijn competenties werken.
De kinderrechter is van oordeel dat uit het rapport van de door de kinderrechter benoemde deskundige genoegzaam blijkt dat [minderjarige] wordt bedreigd in zijn algehele ontwikkeling. De vrouw heeft het beste met [minderjarige] voor, maar het lukt haar niet om [minderjarige] te bieden wat een vijftienjarige jongen nodig heeft. [minderjarige] heeft hulp nodig, maar dit is in de thuissituatie niet mogelijk gebleken. De vrouw heeft gezien haar negatieve ervaringen in het verleden de grootste moeite zich open te stellen voor hulpverlening in de thuissituatie. De hulpverlening komt hierdoor niet van de grond. De kinderrechter acht het noodzakelijk om de negatieve spiraal waarin [minderjarige] verkeert te doorbreken. Een EKC zal onvoldoende verandering brengen in de huidige situatie.
Gezien het hulpverleningsverleden, het vele malen weglopen van [minderjarige] uit open instellingen acht de kinderrechter het van belang dat [minderjarige] wordt geplaatst in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Hier kan worden bepaald welk behandeltraject [minderjarige] dient te volgen zonder dat het risico bestaat dat [minderjarige] zich opnieuw aan de hulpverlening zal onttrekken.
De kinderrechter realiseert zich dat [minderjarige]'s opleiding hierdoor tijdelijk wordt onderbroken. Echter, het belang van [minderjarige] om zich te ontwikkelen tot een autonome volwassene en los te komen van de vrouw, weegt zwaarder. Door [minderjarige] bij de vrouw te laten wonen wordt zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig bedreigd.
Gelet op de bevindingen van de deskundige en gelet op de overige informatie en hetgeen ter zitting is aangevuld is de kinderrechter van oordeel dat een machtiging tot plaatsing van [minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg moet worden verleend voor de duur van zes maanden.
Uit het vooroverwogene blijkt dat de kinderrechter geen waarde heeft gehecht aan het rapport dat door de vrouw ter zitting is overgelegd van adviseur-trainer-therapeut S. Elsinga. Het betreffende rapport is uitermate summier en opgemaakt ten behoeve van een geheel ander kader.
BESLISSING
verleent machtiging tot plaatsing van de minderjarige, [minderjarige], in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, met ingang van heden voor de duur van zes maanden;
deze beschikking is tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beslissing is gegeven te Groningen door mr. M.P. den Hollander, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 december 2008.
MD
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te Leeuwarden.